Het was me al eerder opgevallen dat de tuinkabouter van de buren me altijd aan leek te staren. Lange tijd dacht ik dat ik het me inbeeldde maar op een goede dag bespeurde ik een vals glimlachje om de mond van de tuinkabouter terwijl hij me met vurige ogen nastaarde. Blijkbaar was het geen inbeelding maar was er iets met de tuinkabouter aan de hand.
Rond middernacht, bij nieuwe maan besloot ik een eind te maken aan de terreur van de tuinkabouter. Ik wenste niet nagestaard te worden door zo’n dood ding dat me bovendien uitlachte. Ik nam me voor de tuinkabouter uit de tuin van de buren te halen om hem elders te vernietigen.
Toen ik de tuinkabouter probeerde op te tillen bleek hij muurvast in de grond te zitten, onbeweeglijk, onverzettelijk. Alleen grof geweld zou uitkomst brengen. Ik bevestigde een stuk touw rond de nek van de tuinkabouter en bevestigde het andere eind van het touw aan de trekhaak van mijn auto. Ik zweer je, de ogen van de tuinkabouter keken zorgelijk en de valse glimlach was verdwenen.
De auto trok de tuinkabouter om, maar kon hem niet lostrekken. Het bleek dat de tuinkabouter wortel had geschoten in de grond. Gelukkig had ik een bijl om het kreng uit de grond te hakken. Toen ik de eerste wortel had doorgehakt zag ik dat er bloed uit de wortel stroomde, rood en zuurstofrijk. Maar het kon me niet boeien en ik hakte alle wortels door.
Ik zag dat het gezicht van de tuinkabouter asgrauw was geworden en zijn vurige ogen gedoofd waren. De tuinkabouter was dood. Ik maakte de tuin van de buurman weer netjes zodat het leek alsof er niets gebeurd was. Maar de tuinkabouter, die zag er nu wel bijzonder ongezond uit.
Een paar dagen later zag ik de buurman vanachter het raam naar me staren. Zijn ogen stonden vurig en zijn mond strak. In zijn tuin had hij een graf gemaakt voor, naar ik aannam, de tuinkabouter. Buurman wenkte me en nodigde me uit voor de begrafenis. Ik nam de uitnodiging aan, al was het maar om niet te laten doorschemeren dat ik het ding vermoord had.
De volgende dag vond de plechtigheid plaats. Maar ik zag geen tuinkabouter en ik vroeg aan de buurman waar hij was. ‘Tuinkabouters laten zich cremeren,’ zo legde buurman me uit. ‘Jij bent toch katholiek?’ Ik knikte instemmend. ‘Die laten zich meestal begraven,’ zei buurman. Ik voelde een harde klap op mijn hoofd. En nog een en nog een, tot ik dood was en in het graf van de tuinkabouter begraven werd.