Het huis van oma was oud en rook vreemd. Oma rook ook vreemd. Niet zoals moeder naar parfum en haarlak, maar naar Sunlightzeep en kamfer. Het was altijd schemerig in het huis van oma. Oma had altijd de luiken voor de ramen dicht. ‘Vanwege mijn migraine,’ zei oma desgevraagd. De stem van oma kraakte, de schommelstoel van oma kraakte, de houten vloer kraakte; als je goed luisterde kon je het hele huis horen kraken.
Een keer per maand gingen moeder en ik bij oma op bezoek. We dronken dan thee met een koekje uit de trommel die op de tafel stond. Iedere keer vertelde oma hetzelfde verhaaltje over haar koektrommel: ‘De koektrommel is een tovertrommel, iedereen die na 12 uur ’s nachts een koekje probeert te snoepen uit de trommel zal verdwijnen en nooit weer terugkeren.’
Toen ik een weekend bij oma mocht blijven logeren besloot ik mijn kans te grijpen en een koekje na twaalf uur ’s nachts uit de koektrommel te stelen. Ik moest om zeven uur naar bed van oma en het viel lang niet mee om wakker te blijven tot twaalf uur. Ik telde de slagen van oma’s pendule; acht keer… negen keer… tien keer… elf keer… Eindelijk sloeg de sloeg de pendule twaalf.
Ik sloop naar beneden. In het donker kraakte oma’s huis harder dan ooit. Oma was een beetje hardhorend dus ze zou vast wel doorslapen ondanks het gekraak. In de woonkamer zag ik de koektrommel glinsteren in licht waarvan ik niet wist waar het vandaan kwam. Eindelijk kon ik de deksel van de koektrommel opendoen.
Toen ik in de koektrommel voelde merkte ik dat hij leeg was. Bovendien was de koektrommel bodemloos. Ik werd door een onzichtbare hand in de koektrommel getrokken. De deksel van de koektrommel sloeg dicht. Ik voelde hoe ik heen en weer werd geslingerd als in een wervelstorm. Toen alles voorbij was kon ik me niet bewegen laat staan geluid maken. Roerloos moest ik in het duister van de gesloten koektrommel afwachten wat er zou gaan gebeuren.
Toen oma die ochtend wakker werd was ze allang vergeten dat ik bij haar logeerde. Ze maakte haar ontbijt en ik kon horen hoe ze door de kamer scharrelde, de afwas deed en zich met meer van dat soort huishoudelijke dingen bezighield. Ik hoorde de fluit van de ketel; oma was een kopje thee aan het zetten. In zichzelf pratend ging oma aan de tafel zitten en deed ze de deksel van de koektrommel open. ‘Oma!’, wilde ik roepen maar ik kon geen geluid maken.
Oma deed een graai in de koektrommel en bevrijdde mij uit mijn benarde positie. Oma deed haar mond open en ik kon de misselijkmakende geur van verrotte tanden, een slecht gepoetst kunstgebit en oud speeksel ruiken. Ik keek oma nog even recht aan alvorens ze een eind aan mijn jonge leven maakte. ‘Die ziet er lekker vers uit,‘ zei ze nog tegen me alvorens ze mijn hoofd afbeet en het licht bij mij uitging.