Betonnen vloertje storten.
Ik zag een man levenloos liggen in een bekisting voor een betonnen vloer. Of ik dat vloertje wilde storten voor 5000 euro. Extra wel te verstaan. In contanten. Met man en muis.
Ik kende Bert als kind al. Ik weet nog hoe hij altijd op zijn vingers sabbelde in plaats van op zijn duim. Hoe hij geld jatte uit de beurs van zijn moeder om lekkers van te kopen. Chips en snoep. En ik snoepte, spannend als ik het gejat van Bert vond, lekker mee. Bert en ik waren ongeveer even slim. Nou ja, we konden niet meekomen en haakten af van de middelbare school. Ik werd timmerman. Bert leek niets te doen maar had altijd geld zat. Bert kocht op zijn achttiende een gloednieuwe, knalrode VW Polo. Trots reed Bert rond in zijn nieuwe auto. Zijn rijbewijs kwam later wel.
En toen vroeg Bert of ik een betonnen vloertje voor hem wilde storten. En ik kon het geld, karig als mijn inkomen was, wel gebruiken. Bert had alles voor me klaar staan. Een betonmolen, zakjes ‘kant en klaar’ om beton van te draaien, zelfs de bekisting was al getimmerd. Ik hoefde alleen maar wat beton te storten. Een vloertje te leggen. Maar er lag een persoon in de bekisting.
Als in een roes stortte ik beton in de bekisting. Maakte ik de vloer perfect waterpas. Was ik in een uurtje helemaal klaar. Kreeg ik 5000 euro contant in mijn handen. “Hij was nog niet dood weet je,” lacht Bert me toe, “maar nu wel!” Bert schaterlachte en gaf me een schouderklop. “Spreek je later,” zei Bert op serieuze toon en keek me strak aan. “Spreek je later,” mompelde ik. Beduusd droop ik af.
Een nieuw bankstel en tv.
Mijn vrouw en ik hadden een nieuw bankstel gekocht en een nieuwe tv met grootbeeld. Het kostte alles bij elkaar bijna 5000 euro, maar ik moet zeggen, een hele verbetering vergeleken met onze oude, versleten leren bankstel die aan onze billen plakte als het warm was en in de winter, ondanks een extra deken over het zitgedeelte steenkoud aanvoelde. Om van de tv maar niet te spreken. Die was oud en niet meer van deze tijd.
Maar toen ik een boterhammetje op onze nieuwe aanwinst wilde eten kreeg ik een reprimande van mijn vrouw: “Vanaf nu wordt er niet meer gegeten op onze nieuwe bank.” Ik werd verwezen naar de eethoek die gedekt was met een waterdicht zeiltje. Een bammetje eten voor onze nieuwe breedbeeld was er niet bij. Warm eten op ons nieuwe meubilair kon je sowieso wel vergeten. En onze nieuwe breedbeeld was ondanks zijn formaat nog steeds ver weg vanaf de eethoek. Een van de fijnere momenten in het leven weg, voor nu en voor altijd.
Ik had nu niet alleen spijt van het betonnen vloertje dat ik gestort had. Het nieuwe meubilair zou mijn leven tot een hel maken. Armoedige spulletjes maken het leven zoveel dragelijker. Maar gedane zaken nemen geen keer. Mijn vrouw zat parmantig in haar nieuwe fauteuil aandachtig de Telegraaf te lezen. “Je zat vroeger toch bij Jonkheer Van Oostrum in de klas?”, vroeg ze me en wees op een foto in de krant. “Hij is verdwenen en volgens onze Telegraaf is er een misdrijf in het spel.”
Mijn vrouw en ik hadden een nieuw bankstel gekocht en een nieuwe tv met grootbeeld. Het kostte alles bij elkaar bijna 5000 euro, maar ik moet zeggen, een hele verbetering vergeleken met onze oude, versleten leren bankstel die aan onze billen plakte als het warm was en in de winter, ondanks een extra deken over het zitgedeelte steenkoud aanvoelde. Om van de tv maar niet te spreken. Die was oud en niet meer van deze tijd.
Maar toen ik een boterhammetje op onze nieuwe aanwinst wilde eten kreeg ik een reprimande van mijn vrouw: “Vanaf nu wordt er niet meer gegeten op onze nieuwe bank.” Ik werd verwezen naar de eethoek die gedekt was met een waterdicht zeiltje. Een bammetje eten voor onze nieuwe breedbeeld was er niet bij. Warm eten op ons nieuwe meubilair kon je sowieso wel vergeten. En onze nieuwe breedbeeld was ondanks zijn formaat nog steeds ver weg vanaf de eethoek. Een van de fijnere momenten in het leven weg, voor nu en voor altijd.
Jonkheer Van Oostrum.
Als jonkheer geboren worden is geen sinecure. En de geboorte van jonkheer Wierd Van Oostrum junior was zeker geen sinecure. Jonkvrouw Van Oostrum was niet blij met de buik waarmee jonkheer Wierd Van Oostrum haar bezwangerd had. Iedere dag was ze druk met zalfjes en oliën voor haar zwellende buik. En toen braken haar vliezen…
Jonkvrouw Van Oostrum viel flauw toen haar vliezen braken en zag en rook wat voor walgelijks haar geslachtsorgaan zoal kon produceren. Toen ze ontwaakte uit haar flauwte was ze al onderweg naar het ziekenhuis, samen met haar man.
De bevalling verliep, hoewel jonkheer en jonkvrouw Van Oostrum daar anders over dachten en nog steeds denken, voorspoedig. Wierd junior werd geboren na een enkele zucht en een niet noemenswaardige perswee.
Jonkvrouw Van Oostrum wilde na haar afschuwelijke bevallingservaring geen kinderen meer en jonkheer Van Oostum was dermate geschrokken van het aanzicht van haar geboortekanaal tijdens de bevalling dat hij impotent werd en het aanzicht en/of de gedachte aan een vagina hem het klamme zweet op zijn voorhoofd bezorgde. Je begrijpt, jonkheer Wierd Van Oostrum junior was en bleef enig kind.
De jeugd van Wierd was geen pretje. De opvoeding was kil en gevoelloos. Zijn moeder haatte Wierd omdat ze iedere dag door hem herinnerd werd aan de bevalling, en aan haar door haar intens gehate striae die haar onderbuik sierde. En haar borsten hingen op half zes. En zijn vader zag, als hij zijn Wierd junior zag steeds die kale schedel van Wierd die uit een opgerekte vagina geperst werd. Gruwelijk. Je begrijpt, opgroeien was voor Wierd, hoe bevoorrecht hij ook was met zijn ouders, geen pretje.
Op de lagere school was Wierd junior niet bepaald populair. Zijn klasgenoten haatten Wierd omdat meester hem steeds voortrok. Omdat juf hem steeds voortrok. Omdat Wierd nooit strafwerk kreeg. Omdat Wierd altijd met ‘jonkheer’ moest worden aangesproken.
Alleen met Bert kon Wierd goed opschieten. Want Bert was goed met mensen en niet te vergeten met jatten. Als er iets te halen viel was Bert erbij. En bij Wierd, tegen wie Bert als enige geen Jonkheer hoefde te zeggen, viel iets te halen. En Wierd nodigde Bert uit om langs te komen voor zijn achtste verjaardag.
Wakker Nederland.
“Wat doe jij hier?”, vroeg Bert verbaasd, “jij bent toch allang van school af? Ik legde aan Bert uit dat ik mijn school wilde afmaken voor mijn diploma. Omdat ik meer wilde dan alleen maar timmerman zijn. Meer wilde dan alleen maar betonnen vloertjes storten. Bert knikte instemmend en liet me een gulden zien: “Jij ook een Mars?”
Juf deelde de proefwerken uit. “Waar is jonkheer Van Oostrum?”, vroeg ik. Ik wees op de lessenaar van Wierd die keurig op een betonnen vloer stond. Ik kreeg een raar gevoel. We kregen een ‘De Telegraaf’ uitgedeeld. “Geen proefwerk maar de krant van wakker Nederland!”, kakelde juf.
We moesten naar pagina vier van de Telegraaf. Daarop stond een krasfoto van een betonnen vloer. Met een gulden die Bert uit de beurs van zijn moeder had gejat moesten we de foto wegkrassen om te kijken wat er onder de foto van de betonnen vloer zat.
Ik wist allang was er zich onder de betonnen vloer bevond zat en werd bang. De betonnen vloer onder Wierds lessenaar begon te bewegen en te schudden. “Wierd, Wierd, Wierd!”, scandeerde de klas.
“Wakker Nederland, wakker Nederland, wakker Nederland..!” Juf keek me met vurige ogen aan. “Hé, Wakker worden!” Ik deed mijn ogen open. “Welke betonnen vloer?”, vroeg mijn vrouw, “je ijlde over een betonnen vloer.” Ik haalde mijn schouders op. “Ik droomde over vroeger,” antwoordde ik. Mijn vrouw keek me misprijzend aan: “Je kwijlde in je slaap, op mijn níeuwe bankstel nog wel.”
Op verjaardag bij Wierd Junior.
Een beetje geïntimideerd belde Bert bij het landhuis van Jonkheer Van Oostrum aan. Wierd junior opende de deur terwijl Bert nog aanbelde. Blijkbaar had Wierd achter de voordeur voordeur gewacht op ‘zijn’ verjaardagsvisite: “Kom binnen!”
Bert gaf zijn verjaardagscadeau aan Wierd; een strip van de Fantastic Four die hij gejat had uit de Spar. Bert keek om zich heen en vroeg zich af of hij de enige genodigde was. En of er wat te jatten viel natuurlijk. Wierd junior liet Bert zien wat hij van zijn ouders voor zijn achtste gekregen had: Een zilveren theelepeltje met zijn naam en geboortedatum daarop.
Het verjaardagsfeestje had iets treurigs. Wierd Senior zat te lezen in de rookkamer en de moeder van Wierd zat tv te kijken; ‘Koffietijd’ met Mireille Bekooij en Hans van Willigenburg. Wierd en Bert speelden in een daarvoor bestemde kamer waar een tipi en een skelter stond. Bert wilde maar al te graag buiten racen op de skelter, maar dat mocht niet van mamma vanwege de rommel, aldus Wierd Junior. Bert begon zich te vervelen en verzon een smoes om weg te kunnen: “Ik moet zo eten.”
Toen Bert vertrok sprak Wierd senior Bert vanuit de rookkamer aan: “Blijf weg van een bevalling jongen, en mocht je onverhoopt toch aanwezig zijn, kijk dan een andere kant op want wat daaronder gebeurt wil je niet zien.”
Wierd senior zoog peinzend aan zijn pijp en trok vervolgens een vies gezicht. De rookkamer vulde zich met een aangename mokkageur. ‘Koffie,.. koffie.., tijjjd..,’ schalde het door de woonkamer. Bert keek nog één keer rond of er iets te jatten viel alvorens hij een teleurgestelde Wierd junior achterliet die vervolgens stiekem een traantje plengde.
De verdwijning van Wierd junior.
Het was de bedoeling dat Wierd, net als zijn vader rechten zou gaan studeren in Leiden en jurist zou worden. En Wierd Junior was ook echt van plan zijn studie tot een goed eind te brengen. Maar…
Je kent misschien het liedje ‘Guus’ van Alexander Curly. Iets dergelijks overkwam Wierd junior. Wierd was een jonkheer die van toeten noch blazen wist. Altijd binnen zat. En het vrije studentenleven sloeg voor Wierd als een mokerslag toe. Hij dronk teveel, zat achter de dames aan en zijn studie liep vaster dan vast.
Wierd sjeesde tot bittere teleurstelling van zijn vader als student. En Wierd bleef feesten en zuipen. Ontdekte het gokken. Ontdekte de fruitmachine. Zuipen, neuken en gokken was het enige wat Wierd nog wilde. Hij was eindelijk vrij en wilde dat zo houden.
Maar Wierd senior kneep, verbitterd als hij was, de geldkraan voor Wierd dicht. Onterfde hem. Wilde Wierd nooit meer zien. En junior vroeg zich af hoe hij nu aan geld moest komen. En dacht aan Bert. Met zijn knalrode Polo.
Wierd mocht geld lenen van Bert. En Wierd vond een baantje als ober. Om de lening af te kunnen lossen. De jaren verstreken en Wierd vulde het ene financiële gat met het andere. Tot hij zo diep bij Bert in de schulden zat dat de aflossing voor zijn lening te hoog werd. En hij geen geld van Bert meer kon lenen.
Wierd smeekte en bad om clementie maar Bert was onverbiddelijk: “NEE!” Wierd werd depressief maar betaalde zoveel hij kon aan Bert die het uit piëteit goed vond dat Wierd alleen maar de rente van 25 procent afloste. Jaar, na jaar, na jaar. Voorwaar geen slechte deal voor Wierd.
Maar op een dag werd het Wierd teveel. Slikte hij een hoeveelheid slaappillen die een olifant zou kunnen vellen. Bert vond Wierd snurkend in de goot. Bert had na al die jaren genoeg van dat gedoe met Wierd. En Bert regelde wat mensen voor een betonnen vloertje. En zo verdween Wierd en kwamen wij aan onze nieuwe bankstel.
De moeder van Bert kookt krenterig.
De moeder van Bert vroeg zich vaak af hoe ze nu weer moest rondkomen. Iedere keer als ze in haar beurs keek leek het alsof er minder geld in zat dan de vorige keer. “Alles is ook zo duur,” verzuchtte ze. Dat Bert geld uit haar beurs stal wist ze niet. En als ze het al wist wilde ze het niet weten. ‘Zoiets doet mijn Bert niet…’
En zo ontstond er van de slapeloze nachten die ze had van haar geldzorgen een diepe voor op haar voorhoofd. Ze noemde de diepe voor op haar voorhoofd liefkozend ‘mijn zorgfrons.’ En ze lachte haar zorgen weg, bang als ze was dat haar lieve Bert zich verantwoordelijk zou voelen voor haar geldzorgen. De moeder van Bert vond dat kinderen niet betrokken hoorden te worden in de problemen van volwassenen.
Bert haalde een gulden uit de beurs van zijn moeder. “Mars kopen?”, vroeg hij aan mij. Zijn ogen glinsterden. Het karige eten dat Bert voorgeschoteld kreeg van zijn moeder was niet ‘je dat’ en Bert vond dat zo nu en dan een guldentje uit de beurs van zijn moeder voor snoep ter compensatie van haar krenterige koken meer dan billijk was.
Voor negenennegentig gulden en negenennegentig cent.
Jan zat in de examenklas van de middelbare school. Een van de populairdere jongens. Bovendien had hij verkering met een bloedmooi meisje waarmee hij zoveel hij kon pronkte. Ze had aan Jan verteld dat ze een armband wilde. “Díe,” en ze wees naar een zilverkleurige armband in de etalage waar een prijskaartje van negenennegentig gulden en negenennegentig cent hing. Een bedrag die Jan zich best kon veroorloven, maar niet op dat moment. En zijn meisje was geen geduldig type.
Hoewel Bert niet bekend stond als een persoon waarvan je geld kon lenen leek Bert voor Jan de beste optie om aan geld te komen als je even zonder zit. Bert was immers een boefje.
En Jan leende het geld van Bert. Voor vijfentwintig gulden per week en als hij de honderd gulden terugbetaalde nog eens een extra vijfentwintig gulden. Bert maakte Jan onomwonden duidelijk dat er ‘ongelukken’ zouden gebeuren als hij de afspraak niet nakwam. Bert maakte met veel misbaar een notitie in zijn agenda en gaf Jan, terwijl hij hem recht in de ogen keek, een stevige hand. “Morgen heb ik het geld voor je.”
In de herhaling.
Ik hakte en hakte, al het rotte beton moest weg. De rot was hevig en smerig. De stank ondragelijk. Zelfs de vliegen lustten geen droog brood van deze rot. En toen ik de bron van de rot zag ging ik naar buiten om te kunnen braken. Om op te knappen in de frisse buitenlucht.
Maar de klus moest geklaard en ik kon de 5000 euro wel gebruiken. Toen ik alle rot uit het het betonnen vloertje verwijderd had tikte ik, om te controleren of ik alle rot écht verwijderd had, een paar maal op het gezonde beton. De klank klonk goed. En Jonkheer Wierd junior nodigde me uit om binnen te komen; eenzaam als hij was wachtte hij met smart tot ik bij hem aanklopte voor zijn verjaardag.
“Ik ben jarig,” zei Wierd, ik ben vandaag precies één jaar dood, precies één jaar geleden door jou vermoord.” Wierd zakte als een rotte pudding in elkaar. “Dat stukje rot moet je nog opruimen,”zei Bert streng,” en wees naar de rotte pudding. “Anders mag je nooit meer chips eten op je nieuwe bankstel.”
Toen ik wakker werd voelde ik me geradbraakt. “Een fucking jaar geleden alweer.” Ik nam nog maar eens een slaappil en zag dat het potje met pillen bijna leeg was: “Morgen de dokter maar eens bellen voor een herhaling”
Bert slaat een slag.
De hersenen van Bert draaien op volle toeren toen Jan 100 gulden van hem wilde lenen.
Alle maffiafilms kwamen bij elkaar. Moord, doodslag, afpersing… ‘The vig, loan shark, enforcer… Scarface, The Godfather, Starsky & Hutch, Baretta,…’ Bert wist dat hij een fikse slag kon slaan met een lening voor Jan en besloot meteen een slag te slaan waar je ‘U‘ tegen mag zeggen.
“Voor 25 gulden per week en nog eens een extra 25 gulden bij terugbetaling van de 100 gulden ga ik akkoord,” zei Bert met een air alsof hij iedere dag voor woekerrentes geld leende aan mensen, “en wee je gebeente als je niet op tijd betaald.” Jan ging akkoord en schudde de hand van Bert die hem zo streng mogelijk aankeek. Bert pakte zijn agenda uit zijn schooltas en deed alsof hij een notitie maakte.
Nu moest Bert aan 100 gulden voor Jan zien te komen. Gelukkig was Bert maatjes met Wierd. En de Van Oostrums bulkten van het geld. En Bert leende 100 gulden van Wierd. Wierd was allang blij dat hij eindelijk eens iets voor Bert kon doen. “Ik geef je een tientje als ik je de 100 piek terugbetaal,” beloofde Bert. Wierd vond dat prima.
Bert heeft Wierd de 100 gulden nooit terug betaald. Wierd, bang als hij was zijn vriend kwijt te raken, heeft Bert daar nooit op durven aanspreken.
Toen boefje een boef werd.
Jan verscheen met een opgezwollen, bont en blauw geslagen gezicht op het schoolplein.
Jan betaalde Bert keurig 25 gulden per week. Maar Jan had besloten 100 gulden terug te betalen en geen cent meer en na 4 betalingen zei de 16-jarige Jan tegen de 14-jarige snotaap dat het zo wel mooi was geweest. Maar ‘de snotaap’ besloot in te grijpen en trommelde 2 jongens op die Jan voor een tientje wel elkaar wilden slaan.
Bert keek pontificaal en opzichtig toe toen Jan een pak slaag van de buitencategorie kreeg. Jan probeerde zich nog te verdedigen, maar toen hij merkte dat hij kansloos was smeekte hij om genade. Beloofde hij dat hij alles terug zou betalen. Bert maakte Jan duidelijk dat hij inderdaad álles terug moest betalen, maar ook dat zijn pak slaag nog niet afgerond was. Jan huilde, Jan smeekte, maar het mocht niet baten. Het beuken ging maar door. Toen Jan lag kermend van de pijn op de grond lag en niet meer overeind probeerde te komen beval Bert ‘zijn’ jongens om te stoppen met het pak slaag. Hij maakte een zwierig gebaar met zijn handen en wandelde naar Jan. Bert schopte Jan precies één keer in zijn gezicht. Hard en meedogenloos: “Spreek je later,” zei hij tegen Jan en wandelde met grote, theatrale stappen uit het zicht.
Toen Jan bont en blauw thuiskwam wilden zijn ouders meteen de politie bellen. Maar Jan wilde dat niet: “Ik ben verdomme geen geen klikspaan!” Hij smeekte zijn ouders om 200 gulden om zijn schuld af te kunnen betalen. En Jan kreeg 200 gulden van zijn ouders. En na een week ziek te zijn geweest ging Jan terug naar school om zijn vernedering te ondergaan en zijn schuld af te lossen.
Jan verscheen met zijn nog steeds opgezwollen gezicht op het schoolplein. Het was overduidelijk dat hij een pak slaag had gehad. Bert wandelde met veel gevoel voor theater naar het midden van het schoolplein en wenkte Jan. Gedwee liep Jan naar Bert. Wij keken met open mond toe. “En?”, vroeg Bert aan Jan, “wat heb je te zeggen?” Jan excuseerde zich met veel omhaal voor het leed dat hij Bert had aangedaan. “Ik heb al het geld nu voor je Bert,” zei Jan timide, “met de rente en de extra 25 piek voor de late betaling en nog 25 piek extra als excuus.”
Bert nam 200 gulden in ontvangst. Het hele schoolplein keek toe en zag hoe Jan vernederd was. Iedereen wist nu dat Bert geen boefje meer was. “Het is al goed,” zei Bert op zalvende toon tegen Jan, “zand erover.” Achteloos stak Bert het geld in zijn jaszak. Bert was Bert niet meer. Hij was niet meer de jongen die zo nu en wat stal uit de Spar. Iedereen wist nu dat met Bert niet te spotten viel.
Het was donderdagavond, koopavond en de moeder van Bert stapte uit de bus in de buurt van de ALDI. Ze kende de folder met aanbiedingen bijna uit haar hoofd en wist op de cent af hoeveel ze vanavond moest betalen voor haar boodschappen. Met een zuinig gezicht werkte ze vreugdeloos het boodschappenlijstje af en wachtte ze op het oordeel van de caissière.
Ze maakte haar beurs open en telde zorgvuldig iedere gulden, de kwartjes, de centen. Toen zag ze een tientje in haar beurs waarvan ze het bestaan niet wist. En de moeder van Bert betaalde trots met een tientje en een vijfje, ze kon de guldens en rijksdaalders in haar beurs laten, ze hoefde dit keer niets te tellen. Trots keek ze om zich heen of iedereen wel zag dat ze geld zat had voor haar boodschappen. Dat ze geld terúg kreeg van de caissière! En voor het eerst liep ze met opgeheven hoofd uit de ALDI naar de bushalte.
Die avond lag Bert tevreden in zijn bed. Zijn gezicht gloeide nog na van opwinding na alle gebeurtenissen. Bert had ervan genoten en wist nu wat hij wilde worden. Hij keek naar het geld dat hij verdiend had. Die nacht droomde hij over de maffia en de georganiseerde misdaad. Droomde hij over het geld dat hij zou gaan verdienen. Die nacht besloot Bert te stoppen met de middelbare school omdat hij wel wat beters te doen had.
Ken ik jou ergens van?
De volgende dag bleef Jan thuis van school, hij slenterde door de straten van de stad en vroeg zich af wat hem in hemelsnaam was overkomen. Hij wandelde langs de school waar hij nu had moeten zijn, langs de klas waar hij volgens zijn lesrooster nu Engelse les zou moeten krijgen. Jan voelde een golf van angst over zich heen spoelen en deinsde terug.
Het bloedmooie meisje maakte het uit met Jan. Of liever gezegd, Jan verdween uit het leven van het bloedmooie meisje. Jan verdween uit het leven van iedereen die hem kende en werd een schim van zichzelf. Iedere dag zwierf Jan door de straten van de stad. De vernedering op het schoolplein was Jan teveel geweest.
Gelukkig kwam Jan een aardige man tegen die hem wel wilde helpen. Hij gaf Jan een pilletje zodat hij zich beter zou voelen. En Jan voelde zich beter. Hij voelde zich helemaal de oude; fris, zin in het leven niet bang meer!
Maar helaas werkte het pilletje uit. Na een paar uur twijfelde Jan alweer aan zichzelf en vroeg hij zich af hoe hij zich zó had kunnen laten vernederen op het schoolplein. Jan haastte zich naar die aardige mijnheer en vroeg of hij nog een pilletje had om zijn twijfels weg te nemen. En de man had meer pilletjes. En Jan kréég nog een pilletje. “De volgende keer moet je er voor betalen,” zei de man vriendelijk en legde vol begrip een hand op de schouder van Jan, “ze kosten een tientje per stuk.”
Jan rekende uit dat hij met zijn zakgeld twee pilletjes per week kon kopen en wist dat dat veel te weinig was om zich goed te voelen. Jan besloot te gaan stelen van zijn ouders. Toen Jan het pilletje geslikt had durfde Jan de beurs van zijn ouders te plunderen. Onder invloed van pilletjes hij niet bang om een radio te stelen uit een auto. Was hij niet bang om in te breken en spulletjes uit huizen te jatten. Bovendien kon hij ook zijn gestolen spulletjes voor pilletjes inleveren bij de aardige mijnheer.
Een man hield me aan, hij stonk en keek me met wanhopige ogen aan. Of ik een gulden voor hem had omdat hij iemand moest bellen en geen kleingeld had. “Een junk,” dacht ik en liep zonder iets te zeggen door. Maar hij kwam me bekend voor…
Investeren in je toekomst.
Het bloedmooie meisje werkte in de Spar als caissière. Naar school ging ze allang niet meer. Zolang ze genoeg verdiende voor leuke kleren, make-up, sigaretten en de Viva vond ze alles wel best. Ze wilde een man die veel geld had, alles voor haar over had en mooie dingen voor haar kocht. Waarom een opleiding volgen als het zo ook kan? En ze was verdomd mooi. Ik wist dat, zij wist dat, iedereen wist dat.
Jan kwam niet uit een rijke familie, maar zijn vader had een prima baan in de fabriek en verdiende best wel goed. En Jan kreeg 25 gulden per week aan zakgeld. Voorwaar niet slecht voor een 16-jarige scholier die na zijn studietijd veel geld geld zou gaan verdienen. Ze maalde er niet om dat Jan een jaartje jonger dan haar was. Ze investeerde in haar toekomst en dan telt een jaartje meer of minder niet.
Tijdens een vrijpartij, of beter gezegd vlak voor een vrijpartij vroeg het bloedmooie meisje aan Jan of hij een armband voor haar wilde kopen; ze had een mooie gezien bij een juwelier in de stad. Het was een ‘Paradise by the dashboard light‘ moment. En Jan was te geil om nee te zeggen. En toen zat hij vast aan de aankoop.
Toen het bloedmooie meisje zag hoe Jan bont en blauw was geslagen omdat hij de lening voor ‘haar’ armband niet vlug genoeg had afbetaald was ze een en al liefde voor Jan. “Wat hij al niet voor mij overheeft.” Maar toen ze later hoorde hoe Jan op het schoolplein door Bert werd vernederd maakte ze het uit: “Wat een slappe lul.”
Het bloedmooie meisje vond Bert altijd wel grappig. In de Spar keek ze vaak toe hoe Bert van alles uit de winkel jatte. Ze vond het eigenlijk wel lief en ze zegde er daarom nooit wat van. En Bert gaf haar altijd een knipoogje. De schat.
Voor het bloedmooie meisje was Bert na het gedoe met Jan opeens een man geworden. Stoer en kapitaalkrachtig. Ze maalde er niet om dat hij nog maar 14 jaar was. Ze investeerde in haar toekomst en dan telt een jaartje meer of minder niet.
Ik zag Bert regelmatig met het bloedmooie meisje wandelen. Maar hij pronkte níet met haar. Bert pronkte met zichzelf. Het bloedmooie meisje zou bij zijn entourage gaan horen. Met het bloedmooie meisje wilde Bert geld gaan verdienen.
Brutale Bert.
Toen Bert zijn ouders vertelde dat hij stopte met school reageerden ze geschokt. Moeder maakte veel misbaar en vader werd boos. Hij greep, zoals gewoonlijk naar zijn riem om Bert een pak ransel te geven, om hem als het ware terug naar school te meppen. En moeder maakte nog meer misbaar omdat Bert een pak slaag kreeg van zijn vader.
Het pak slaag was voorzien van een vast ritueel; meekomen naar het hok, je bovenkleding uit doen, bukken, en dan met de riemmmm!!!!
De oudere zus van Bert kreeg ook regelmatig slaag. Met een rietje kreeg ze klappen op haar blote billen. Steevast onder luid protest en geween van moeder. Ook hier een vast ritueel; meekomen naar het hok, broek of rok laten zakken, dan je onderbroek laten zakken, bukken, en dan meppen met het rietjuhhh!!!! Hij kreeg dan altijd een rood hoofd.
De zus van Bert ging op haar zeventiende samenwonen met haar vriend, trouwde een half jaar later en was inmiddels hoogzwanger van haar tweede. Wat je al niet moet doen om het ouderlijk huis te kunnen ontvluchten.
Bert kreeg vijf klappen met de riem maar gaf geen kik. Dat deed Bert al jaren niet meer. Nooit, maar ook nooit zou hij zijn vader dat pleziertje gunnen. Na de klappen keek Bert zijn vader spottend aan. Brutale Bert moest weer bukken en kreeg vijf extra klappen. Wederom keek Bert na het gebeuren zijn vader spottend en stoïcijns aan. Zijn vader schuimbekte van machteloze woede. Bert ‘mocht’ stoppen met school.
Zijn moeder kwam na een pak ransel, voor het slapengaan altijd even bij Bert langs met een verkoelende zalf voor zijn rug. Bert vond, gehard als hij was, dat absoluut onnodig maar genoot toch stiekem van moeders aandacht. Zijn moeder die, zonder dat Bert het wist, net als zijn zus vroeger, regelmatig klappen met vaders rietje kreeg.
Werken in de fabriek.
De vader van Bert ging na de lagere school, net als de meeste kinderen in ons dorp, werken in de fabriek. Je moest wel gaan werken want de meeste ouders konden wel een extra centje gebruiken om de boodschappen te kunnen betalen. De ULO en de HBS waren ver weg in de stad en alleen jonkheer Van Oostrum had de middelen om zijn zoon een middelbare opleiding te bezorgen.
In de fabriek was het hard werken. Alles moest met de hand en machines waren er nauwelijks. Maar de jaren verstreken en meer en meer machines deden hun intrede op de werkvloer. Steeds meer arbeiders moesten een machine gaan bedienen. Op zich geen probleem want er was geen machine zo gek of er paste wel een arbeider bij.
Maar op iedere regel is een uitzondering, en de vader van Bert was zo’n uitzondering op de regel. Hij probeerde machine tot machine te bedienen, van moeilijk tot gewoon, van gewoon tot eenvoudig, maar Berts vader begreep de machines niet. Hij gaf de machines en de personen die hem de werking van de machines uitlegden de schuld van zijn falen.
De vader van Jan was een voorman die, leergierig als hij was, zich opwerkte tot ploegchef en daardoor niet zo hard meer hoefde te werken als zijn collega’s. Bovendien was zijn loonzakje voller dan die van de gemiddelde arbeider.
Er was geen werk meer voor de vader van Bert; vrijwel alles was geautomatiseerd. De vader van Jan piekerde en piekerde over een speciale functie voor Berts vader om te voorkomen dat hij ontslagen zou worden.
Na veel vijven en zessen kreeg de vader van Jan toestemming van mijnheer de directeur om de vader van Bert een passende functie te geven; die van schoonmaker. Missie volbracht en ontslag was voorkomen. Zou je denken.
De vader van Bert was diep beledigd en heeft de goedwillende vader van Jan nooit vergeven voor wat hij hem geflikt had en hoe hij hem vernederd had met zijn nieuwe functie met bijbehorend loon.
Een gouden ring met diamantjes.
Toen het bloedmooie meisje klaagde over haar baas, vroeg Bert: “Hij kan niet van je afblijven? Hij vindt je leuk? Hij valt je lastig?” Het bloedmooie meisje knikte instemmend terwijl ze met haar tuitlippen een ballonnetje liet barsten. Bert snoof een vleugje Stimorol op, dacht even na en glimlachte: “Jij wilt toch een mooie gouden ring met diamantjes?” Het bloedmooie meisje keek Bert met haar grote, hondstrouwe, reebruine ogen aan en knikte instemmend. Ze gaf Bert een knuffel: “Ja, ja, ja!”
Het bloedmooie meisje trippelde naar buiten en wachtte achter de Spar bij het fietsenhok. Haar baas beende, dronken van geile verliefdheid achter haar aan en greep haar bij de bips. Het bloedmooie meisje draaide zich kirrend om en keek haar baas met haar grootste onschuldige ogen aan en trok haar schortje uit. Ze ontdeed zich van haar topje en toonde haar fiere borsten aan haar baas. Haar baas greep kwijlend naar haar ontblote bovenlijf en… “Klik.”
Bert toonde met een brede glimlach zijn Polaroid terwijl er met een zoemend geluid een foto uit rolde. “Hallo Wim, je staat er mooi gekleurd op jongen, ik vraag me af wat je vrouw er van vindt. En wat het je waard is om dat te voorkomen natuurlijk.” Het bloedmooie meisje haastte zich, onder een toeziend knipoog van Bert terug in haar topje, streek haar schortje weer glad en trippelde kuis en onschuldig terug naar haar kassa.
Wim was gereformeerd, getrouwd, ouderling en God mag weten wat nog meer en kon zich geen schandaal veroorloven.
“Die!”, zei het bloedmooie meisje kirrend en wees naar een ring in de etalage van de juwelier. En Bert kocht een gouden ring met diamantjes voor het bloedmooie meisje als dank voor haar inspanningen.
Boodschappen doen in de Albert Heijn.
Die avond had de moeder van Bert haar netste kleren aan. Kleren die ze voor het laatst gedragen had tijdens de begrafenis van Berts Opa. Het was donderdagavond, koopavond en ze ging boodschappen doen in de Albert Heijn. De winkel waar alleen mensen die het zich konden veroorloven boodschappen deden. Mensen als Wierds moeder, Jans moeder, en mijn moeder natuurlijk, maar dit terzijde.
Berts moeder hield meer en meer geld over en vond meer en meer geld in haar beurs. Ze begreep niet waaraan ze al die jaren haar geld aan verspild had en waarom ze nu opeens zoveel geld overhield. Keer op keer vond ze geld in haar beurs waarvan ze het bestaan niet wist. Soms vroeg ze zich zelfs af of ze haar verstand verloren had.
En nu had ze vijfenzeventig gulden in haar beurs. Drie briefjes van vijfentwintig! Haar hart bonsde toen ze in de bus stapte en wist dat ze dit keer niet bij de ALDI zou uitstappen maar bij de Albert Heijn! Toen ze uitstapte bij de halte bij Albert Heijn keek ze even naar de ouders van Wierd en Jan die ook in de bus zaten en nu ook uitstapten. Maar ze leken haar niet op te merken.
De ouders van Wierd en Jan wandelden onder het genot van een flinke roddel naar de Albert Heijn. Berts moeder volgde op eerbiedige afstand. Eenmaal bij de Albert Heijn stond ze even stil. Ze wilde even voelen hoe het was om de Albert Heijn binnen te stappen.
En de moeder van Bert deed haar dure boodschappen; pindakaas van Calvé, soep van Knor, groenten van Hak, enzovoort enzovoort. En ze rekende af náást de kassa waar Wierd en Jans moeder druk aan het babbelen waren over ditjes, datjes, en de buurt. Ze keurden Berts moeder en haar volle beurs geen blik waardig.
Ze liet haar briefjes van vijfentwintig opzichtig zien. Zei iets te luid tegen de caissière dat ze géén dubbeltjes en kwartjes in haar beurs had om gepast af te kunnen rekenen. Maar niemand die het zag. Maar niemand die het ook maar íets kon schelen. De ouders van Jan en Wierd babbelden onverdroten verder over het wel en wee van hun dorp. Gedesillusioneerd en verdrietig keerde Berts moeder huiswaarts. Ze voelde zich eenzaam en een paria; ze wist dat ze buiten haar boekje was gegaan.
Eenmaal thuis sloeg Berts moeder zich voor het hoofd: “Het is natuurlijk héél gewoon om geld zat te hebben in de Albert Heijn. Iedereen daar heeft geld zat.” In de Albert Heijn zou ze nóóit opvallen, nooit gerespecteerd worden… Daarom besloot ze voortaan weer boodschappen te gaan doen in de ALDI. Dáár viel ze op, dáár werd ze gerespecteerd, dáár voelde ze zich thuis.
Gereformeerd leed.
‘Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan’.
En Wim zag hoe God in een vuurrode duivel veranderde. Hoe Jezus van zijn kruis sprong en veranderde in een bloedmooi meisje met stevige borsten die dropen van het moedermelk. “Help mij,” smeekte het bloedmooie meisje en bood Wim de borst. Wim zoog al het melk uit haar borsten en liet een flinke boer. De duivel gaf Wim een schouderklopje. “Je staat er gekleurd op Willem!”, zei hij bemoedigend. Wim werd verblind door een lichtflits en hoorde een zoemend geluid. Toen zag Willem zijn Candy die hij verstopt had in de garage. “Je wilt toch niet dat het vrouwtje jouw pornoboekje vindt Wim? En wat een mooie foto’s.” Bert lachte spottend en liet Wim zien hoe op iedere pagina in de Candy een haarscherpe foto van hem en het bloedmooie meisje met haar druipende borsten waaraan hij zich laafde stond.
‘De Heer zegt tegen zijn volk: ‘Kom allemaal! Kom hierheen. Want ik heb water voor iedereen die dorst heeft. Ook al heb je geen geld, bij mij kun je eten kopen. Hier kun je melk en wijn krijgen, en je hoeft er niets voor te betalen!’
Bert hield zijn hand op. Er zat een groot gat in zijn hand die gevuld moest worden. Wim probeerde het gat te vullen met een prop papiergeld. Maar de prop was te klein. En Bert maakte een prop van nog meer papiergeld en nog meer papiergeld tot al het papiergeld op was. Maar alle proppen vielen door het gat in de hand van Bert. Het bloedmooie meisje at alle proppen papiergeld op. Ze at en at tot haar borsten bijna barstten, haar tepels moedermelk spoten en Wim gedwongen werd zich tegoed te doen aan het witte nat in haar borsten. Wim voelde een golf van genot in zijn onderlijf. Hij kreeg een orgasme en schrok wakker.
Mer een zwaar schuldgevoel droop Wim af naar de badkamer om zich te verschonen. Het zaad bleef maar uit zijn penis stromen. Wim keek in de spiegel en keek naar zijn borsten. Melk spoot uit zijn tepels: “Je staat er weer gekleurd op Wim..” Wim schrok nu echt wakker.
Gelukkig had Wim een eigen spaarrekening waar zijn vrouw niets van wist. Waar hij Bert voorlopig mee kon betalen. Waar hij de loonsverhoging voor het bloedmooie meisje voorlopig mee kon betalen.
Toen Wim die ochtend zijn winkel opende stond het bloedmooie meisje hem al, samen met Bert op te wachten. Bert liep meteen door naar het kantoortje van Wim. Bert ging in de leunstoel zitten en keek Wim uitdagend aan. Wim zei niets; hij wist dat God hem strafte voor zijn zonden en dat hij in een voorportaal van de hel terecht was gekomen.
De vrouw van Wim moet bezuinigen.
Wim vroeg zijn vrouw of ze kon bezuinigen op haar uitgaven: “De zaken lopen niet zo goed en ik moet een paar investeringen doen.” Zijn vrouw vroeg of ze misschien kon helpen immers, beide kinderen zaten inmiddels op de lagere school en hoefden niet naar huis voor het middageten: “Misschien is het een goed idee om die blonde del eens te ontslaan,” stelde ze voor, “dan kan ik haar werk overnemen.”
“Je prioriteiten zijn hier, thuis lieverd, je mag je mij en je kinderen niet verwaarlozen,” sprak Wim streng en dankte God op zijn blote knieën dat emancipatie en geloof niet echt samengingen.
Die koopavond ging de vrouw van Wim naar de ALDI en keek ze rond hoeveel zaken daar goedkoper waren dan de inkoopsprijs die de Spar-leverancier vroeg voor zijn aanbod. Terwijl ze haar notities maakte zag ze de moeder van Bert boodschappen doen.
De vrouw van Wim keek de moeder van Bert een beetje misprijzend aan want ze deed nooit boodschappen in de Spar en ze hield geen rekening met de dorpswinkels die klandizie van de lokale bewoners zo hard nodig hadden.
‘Veel winkels in het dorp waren door gebrek aan klandizie gesloten en mensen als de moeder van Bert waren daar de oorzaak van,’ vond de vrouw van Wim. En toen ze zag hoe de moeder van Bert pontificaal betaalde met twee briefjes van vijfentwintig voelde ze haar bloed koken.
De moeder van Bert zag hoe de vrouw van Wim naar haar keek. Trots hield ze haar geld omhoog alvorens ze betaalde. De vrouw van Wim nam zich voor om nooit op koopavond boodschappen in de ALDI te doen, om mensen als de moeder van Bert, die het lokale winkelcircuit volledig kapot hadden gemaakt en haar nu dwongen ook boodschappen te gaan doen in de ALDI, te vermijden.
Een zondige sollicitatie.
Wim had een keurige gereformeerde opvoeding genoten. Had zich altijd keurig gedragen. Sliep nooit met zijn handen onder de dekens. Ging naar een keurige gereformeerde school. Stelde geen vragen en gehoorzaamde altijd aan de wetten van God en de regels van zijn ouders.
De wens van Wim om een kruidenierszaak te openen werd eindelijk waarheid. Hij kon de Spar in het totaal-niet-gereformeerde-dorp verderop overnemen. Wim ging, hoewel zijn vrouw hevig protesteerde en hem waarschuwde voor de zondaars die daar woonden met zijn gezin verhuizen naar een goddeloos dorp. Om te gaan wonen boven zijn Spar!
Het bloedmooie meisje reageerde op een vacature; caissière in de Spar om de hoek, voorwaar een buitenkansje om, zonder al te hard te hoeven werken geld te verdienen voor mooie spulletjes.
Voor het eerst in zijn leven had Wim een gesprek met een meisje dat trots op haar vormen en uiterlijk was. Een meisje dat Wim uitdagend aankeek. Wim viel als een blok voor het bloedmooie meisje en zijn kwetsbare, onderontwikkelde hormonen namen haar, zonder haar ook maar één relevante vraag te stellen aan.
En nu was Wim chantabel. Moest hij geld betalen aan Bert. Een loonsverhoging voor het bloedmooie meisje ophoesten. Wim verachtte vrouwen die het niet zo nauw namen met de zeden. Door vrouwen als het bloedmooie meisje kwamen mannen in de problemen. Want mannen zijn hulpeloos als ze vrouwen zien die geen bedekte kleding dragen. Met hun heupen draaien. Lippenstift… makeup…
Wim balde zijn vuist. Als ze zich kuis gekleed had en geen makeup gedragen had was dit nooit gebeurd.
Een keurige man die keurige mensen kent.
De taxi stopte niet ver van het centrum van de stad. Een schim stapte uit. Het regende pijpenstelen en de schim stak zijn paraplu op. De schim keek eerst naar links, toen naar rechts en daarna nog één keer links alvorens hij overstak en zich haastte naar de rosse buurt…
De schim was bekend in deze contreien en wandelde zonder opkijken met gebogen hoofd naar zijn vaste adres om aan zijn gerief te komen. Een kwartier later haastte de schim zich alweer naar het centrum van de stad en hield een taxi aan..: “Naar het dorp verderop graag.”
Wim gaf Bert een envelop. Bert haalde er drie foto’s uit.
“Wie is dat?”
“Dat is onze dominee in het dorp verderop.”
“Hij staat er gekleurd op.”
“Me dunkt.”
Bert stopte de foto’s terug in de envelop bedankte Wim. “Vanaf nu gaan we de zaken anders aanpakken,” zei Bert tegen Wim, “want jij bent een keurige man die keurige mensen kent.” Bert schudde de hand Wim.
De vrouw van Wim hoefde niet meer te bezuinigen en is sindsdien niet in de ALDI gesignaleerd.
Discreet advies voor de dominee.
De brievenbus van het huis van dominee in het dorp verderop klepperde hard. Harder dan gewoonlijk. Een envelop viel op de grond. ‘Voor de dominee in het dorp verderop,‘ stond er met vette letters opgeschreven. Er was geen postzegel opgeplakt.
De vrouw van de dominee gaf de envelop aan haar man. De echo van het scheurgeluid dat je hoort als je een envelop met de wijsvinger openmaakt vulde de hal. De dominee haalde drie foto’s uit de envelop. Toen de dominee zag wat er op de foto’s stond werd hij lijkbleek. “Wat zijn dat voor foto’s?”, vroeg de vrouw van de dominee bezorgd. “Porno,” loog de dominee tegen zijn vrouw. “Een kwajongensstreek van niet kerkelijke kinderen of zo denk ik. In ieder geval laat ik die smeerpijperij niet aan jou zien.” De dominee hield de foto’s angstvallig uit het zicht van zijn vrouw. Achterop een van de foto’s stond een bedrag geschreven dat maandelijks moest worden afgerekend om de bezoekjes die de dominee aflegde aan de publieke dames onder de pet te houden.
Ten einde raad belde de dominee die avond Wim van de Spar in het andere dorp op want Wim was een betrouwbare ouderling die altijd goed en discreet advies wist te geven.
De vrouw van de dominee komt langs.
Het viel even stil in de ALDI die donderdagavond, koopavond. Want de vrouw van de dominee van het dorp verderop kwam langs. Ze probeerde niet op te vallen, maar ze werd herkend. Mensen stootten elkaar aan, fluisterden, sisten en keken haar met grote ogen na.
De dominee had zijn vrouw verteld dat de collectes de laatste tijd tegenvielen en dat ze moest bezuinigen. Ze vroeg nog of er bezuinigd kon worden op het onderhoud van de kerk. Maar de dominee was onverbiddelijk.
De moeder van Bert voelde zich bijzonder ongelukkig met het onverwachte bezoek van de vrouw van de dominee aan de ALDI want ze merkte dat ze dit keer, ondanks dat iedereen wist dat ze niet gepast hoefde af te rekenen, niet opviel. Ze besloot daarom extra langzaam haar boodschappen te doen en af te rekenen als de vrouw van de dominee vertrokken was. Ze wilde bij de kassa in het financiële middelpunt van de belangstelling staan, maar dat was onmogelijk als dat mens van een domineesvrouw door de ALDI struinde.
De vrouw van de dominee voelde zich naakt en vernederd. Omdat ze nog nooit in de ALDI was geweest duurde het tot bijna sluitingstijd alvorens ze haar boodschappen bijeen gesprokkeld had en klaar was met spitsroeden lopen. Tot sluitingstijd was ze blootgesteld aan de priemende ogen van de kerkgangers in het dorp verderop.
De vrouw van Bert voelde zich onzichtbaar en genegeerd toen ze bij de kassa stond. Het was sluitingstijd en ze moest nu wel afrekenen. Hoe ze ook met haar geld zwaaide, iedereen keek naar de vrouw van de dominee die gepast met kleingeld afrekende bij de kassa verderop en met een lege beurs naar de bushalte liep.
De vrouw van de dominee bad die nacht voor hogere collecteopbrengsten tijdens de kerkdiensten van haar man. Ze dreigde dat God anders wel eens een volgeling zou kunnen verliezen.
Het bandeloze meisje.
Verderop in de straat woonde sinds kort een jongedame; ongehuwd, mét kind. Je begrijpt, men sprak er schande van. Mensen vroegen zich af waar haar man was en hoe iemand zo bandeloos durfde te leven.
De situatie trok mensen van een zeker allooi aan. Vrijgezellen die dachten dat de dame, omdat ze alleen woonde, een kind had en jong was, beschikbaar was voor Jan en alleman. Ze vielen haar lastig en probeerden haar aandacht te trekken. Vooral in het weekeinde belden veel aangeschoten vrijgezellen bij haar aan, waren er opstootjes voor haar deur en regelmatig verscheen de politie om de orde te herstellen.
Haar buren klaagden steen en been over de situatie en ook in de straat, ja, in het hele dorp was de bandeloze ongehuwde moeder het gesprek van de dag en vroeg men zich af waar haar man was. De moeder van Bert had medelijden met haar en vroeg zich tijdens het eten hardop af waarom ze geen man had die haar beschermde. Bert voelde zich aangesproken en besloot in te grijpen.
Die zaterdagavond belde Bert bij haar aan. Hij zag hoe een meisje, nauwelijks ouder dan hemzelf, schichtig vanachter de gordijnen keek wie haar nu weer lastig viel. Bert keek haar zo vriendelijk mogelijk aan en riep door de brievenbus dat hij gehoord had hoe ze lastig gevallen werd en haar wilde helpen.
Samen zaten ze op de bank. Jeroen Pauw en Loretta Schrijver lazen het RTLnieuws voor. Het meisje gaf Bert een kopje koffie met een meelkoekje. Daarna keken ze naar een showprogramma met Ron Brandsteder. Beetje bij beetje vertelde het meisje dat ze uit de stad kwam, haar gewelddadige vriend ontvlucht was en dat ze via het ‘Blijf van mijn lijf huis’ dit huis mocht huren van de woningbouwvereniging.
Klaas was stomdronken en riep dat hij seks wilde. Bert zag hoe het meisje ineenkromp van schrik. Bert stapte naar buiten en vroeg Klaas wat hij wilde. “Waarom mag jij wel en ik niet?”, vroeg Klaas jaloers lallend.
“Vanaf nu laat je haar met rust,” zei Bert op beheerste toon. “Want anders…” Bert gaf Klaas een keiharde vuistslag in zijn gezicht. Klaas brak zijn neus. Klaas ging huilend op de stoeprand zitten. “Waarom mag jij wel en ik niet?”, vroeg Klaas verbaasd.
Het meisje bedankte Bert. Bert gaf het meisje het telefoonnummer van de Spar. Hij maakte een zwaaiend vuistgebaar met uitgestoken pink en duim: “Bel als er iets is.” Voldaan en met pijnlijke knokkels wandelde Bert huiswaarts.
God is in geen velden of wegen te bekennen.
Wim sliep slecht sinds hij samen met Bert de dominee afperste. Omdat Wim nu extra geld verdiende met criminele activiteiten voelde hij gewetenswroeging. Wim vroeg God om vergiffenis en om verlossing van het kwade. Maar Wim kreeg geen antwoord.
Maar toen Wim tijdens een van zijn gebeden om hulp vroeg voelde hij een hand op zijn schouder. “Sta op,” zei een warme stem. Wim keek om. Achter hem stond een keurige mijnheer. Hij droeg een op maat gemaakte krijtstreeppak, had licht grijzend haar en keek Wim met de vriendelijkste ogen die je je maar kan voorstellen aan. De keurige mijnheer gaf Wim een stevige hand.
“Hallo Wim,” zei de keurige mijnheer:
“Het leed is geleden, het kwaad is geschied en God is in geen velden of wegen te bekennen. Daarom ben ik hier om je bij te staan en je van jouw gewetenswroeging te verlossen…”
Toen Wim wakker werd voelde hij zich fris en fit. Hij had in geen tijden zo goed geslapen. Hij voelde zich alsof er een last van zijn schouders was gevallen. Bovendien had een van de wethouders in het dorp verderop aan hem bekend dat hij louche zaken deed met een bouwondernemer uit de stad. En discreet als ouderling Wim was, had hij de wethouder gerustgesteld en Bert op de hoogt gebracht van de situatie.
En Wim haastte zich naar zijn Spar waar Bert en het bloedmooie meisje al op hem wachtten.