Joris zag een merkwaardige plant in de berm en besloot hem eens van dichterbij te bekijken en eraan te voelen. Het bleek helemaal geen plant te zijn; het was een bermbuikzwam! Een stofwolk van sporen blies met onvermoede kracht uit de buik van de zwam. Joris hoestte en proestte van alle sporen die hij inademde. Nog een beetje beduusd ging Joris zitten. Hij was duizelig en slaperig geworden van al dat natuurgeweld.
Een neushoornkever rende in paniek naar de plek des onheils en alarmeerde de doodgravers: ‘Bermbuikzwam ontploft!’ Twee doodgravers kwamen uit het niets tevoorschijn. Zonder een seconde te verliezen groeven de doodgravers een diep gat waar de zwam in gedeponeerd kon worden. Toen het gat diep genoeg was verscheen er een mestkever die met gevaar voor eigen leven de ontplofte zwam in het gat rolde en afdekte.
Joris voelde een hevige pijn in zijn vinger: ‘Au!’ Een geelgerande watertor had Joris met een stevige beet wakker gemaakt. Joris zag nog net hoe het beest terugvloog naar het vijvertje verderop. ‘Gelukkig, je bent weer wakker,’ zei de neushoorkever. De kever vertelde over de gevaren van de bermbuikzwam: ‘Je kan er van gaan hallucineren, gegijzeld worden door je gedachten en verzeild raken in je verzinsels.’
Joris begreep nu dat de geelgerande watertor hem met zijn beet terug had gebracht naar de realiteit. Joris bedankte iedereen voor hun hulp en beloofde voortaan beter op te letten. De neushoornkever en zijn kornuiten beloofden dat ze zoveel mogelijk bermbuikzwammen zouden opsporen en ondergraven zodat iedereen zonder ontploffingsgevaar door de bermen kon struinen.
En ik moet zeggen, dat is vrij aardig gelukt, sindsdien zijn er geen bermbuikzwammen meer waargenomen.