Joris lag, zoals hij wel vaker deed, in het gras te mijmeren over niets en alles, de zin en de onzin. Joris dommelde weg maar, net voor hij in slaap viel zag hij een ziek spinnetje spartelen. De spin hing in een takje dat boven het maaiveld uitstak. De pootjes van de spin waren in de knoop geraakt met zijn spinsel. Joris, behulpzaam als altijd nam de spin in zijn handen en probeerde voorzichtig het spinsel van zijn pootjes te peuteren. Maar spinsel van een spin is kleverig en Joris hoorde iets kraken; Joris had één van zijn pootjes afgebroken. Met een van pijn vertrokken gezicht wees de spin met een van zijn resterende pootjes naar een holletje in het gras. Boven het holletje in het gras zag Joris een bordje waarop stond: Spindokter. Joris liet het spinnetje los voor het holletje en gaf hem zijn pootje terug samen met het kluwen spinsel dat de spin nodig zou hebben voor later, als hij wederom een web ging bouwen. De spin bedankte Joris en beloofde hem voortaan beter op zijn pootjes te letten als hij weer een web ging maken. Joris excuseerde zich nog voor het afgebroken pootje maar de spin wuifde dat weg: ‘Ik heb heb er zoveel.’
Met een warm gevoel van tevredenheid ging Joris naar huis. Zijn lieve vader deed een middagdutje. Een prima moment om de boel eens op te ruimen en alles op zijn plek te zetten. ‘Een spin mag dan vele pootjes hebben, ik heb maar één pappa en die heeft maar 2 pootjes en die zijn niet altijd even stevig,’ mompelde Joris terwijl hij zich van zijn taak kweet.