Tijdens het uitlaten van de hond vanmorgen keek ik even in de tuin van de buren: alles is vernield.
Vannacht rond half vijf werd ik wakker. Ik hoorde een diep gebonk. Ik stond op en hoopte een prachtig lichtspel van een onweersbui te mogen meemaken.
Toen ik naar buiten keek zag ik twee buurjongens, die in de benedenwoning van een duplexwoning wonen, met een redelijk zware rotsblok pogingen doen het asfalt van de weg en de betonnen stoeprand ernaast te vernielen.
Mijn vrouw was inmiddels ook opgestaan. Ook zij dacht dat er een fikse onweersbui onderweg was. Het fanatisme waarmee de buurjongens het rotsblok optilden en weer neergooiden deed me vermoeden dat ze iets geslikt hadden. “Speed,” zei ik tegen mijn vrouw. Ook werden er bloemen en struiken en op de weg geslingerd. Een merkwaardig tafereel.
Toen de politie arriveerde waren de jongens net naar binnen gegaan. Een van de jongens verscheen op aandrang van een agent weer buiten met een niet al te grote bezem. Hij mocht van de agenten een kwartiertje asfalt vegen.
Mijn vrouw en ik namen een kopje koffie en keken toe. Een auto reed langs het tafereel. De derde buurjongen die beneden in het duplexhuisje woont werd thuis gebracht. Terug van nachtdienst. De auto stopte verderop. Even later zagen we nummer buurjongen nummer 3 aan de overkant van de weg doorlopen. “Verstandig”, zei mijn vrouw toen ze het opmerkte.
We dronken onze koffie op en gingen terug naar bed: “Weltrusten schat”.
Ik kijk nog eens naar het tuintje die in het vroege voorjaar nog zo netjes was opgemaakt door de buurjongens. Nu hebben ze er een gapend gat van gemaakt.
Misschien dat ze het vandaag of morgen weer opvullen met een nieuw rotstuintje.