Joris rende naar buiten om zijn raamversiering te bewonderen. ‘Merry XMas!’ knipperde het vrolijk vanuit het voorraam van zijn appartement. Tevreden wandelde Joris weer naar binnen: “Nu de kerstboom nog versieren.” Al neuriënd hing Joris de ballen in de boom, samen met de slingers en het engelenhaar: “Nu de lichtjes nog.”
Moe maar voldaan ging Joris zitten om zijn werkstuk te bewonderen. Toen hoorde Joris een stemmetje: “Heb je wat water voor me? Kun je dat engelenhaar voor me weghalen? Het jeukt nogal weet je.” Het was de kerstboom! Een beetje verbouwereerd gaf Joris de kerstboom wat water en haalde hij voorzichtig het engelenhaar weg: “Zo beter?”
“Dank je,” zei de boom: “Kun je me nu terugbrengen naar het dennenbos? Ik wil daar in alle rust kunnen sterven in gezelschap van mijn vrienden. Het is een tikkeltje eenzaam hier zo te versterven weet je? Bovendien past de versiering die ik nu op heb niet bij mijn cultuur. Wij zijn namelijk naturisten; veel naalden maar geen opsmuk.”
Joris haalde zo vlug als hij kon de ballen en de slingers uit de boom. De lampjes die hij eerder zo keurig uit de knoop had gehaald gingen terug in de doos. De piek brak, maar dat kon Joris niet schelen. Joris haastte zich met de boom naar het dennenbos waar de boom in alle rust en in gezelschap van zijn vrienden kon sterven. “Wil je me cremeren als ik dood ben?”, vroeg de boom, “ik wil niet verschimmelen en verrotten op de grond.” Joris knikte en beloofde de boom dat hij gecremeerd zou worden.
Het jaar daarop vierde Joris kerst samen met de urn met de as van zijn overleden kerstboom. Zonder versiering natuurlijk, dat zou respectloos zijn. De ‘Merry XMas!’ raamversiering knipperde nog wel vrolijk de straat in. “Dat moet kunnen,” vond Joris, “want dat hoort weer bij ònze cultuur.”