Het is koopavond. In het schemerdonker vind ik de winkel waar ik mijn groente wil halen. Het is er druk en benauwd. Met moeite reken ik mijn witte kool in het gedrang af bij de kassière. Eenmaal buiten is het licht fel. Dan zie ik mijn moeder een winkel inlopen. Ze is groot en sterk als in mijn kinderjaren. Gehaast sleept ze mijn onwillige vader mee. Opgetogen en verbaasd loop ik naar mijn moeder: ‘Ik dacht dat je niet meer kon lopen?’ ‘Ik ben weer helemaal de oude,’ zegt ze trots.’ Ik voel me blij worden: ‘Dus je woont weer thuis?’
Ik word wakker; mijn moeder is een week geleden verhuisd naar een verzorgingstehuis en dat doet wat met je.
Archief voor januari, 2015
De rook rond Charlie Hebdo is nog niet opgetrokken of er mag niet gespot worden met het geloof. Op mij komt het over als een soort legitimatie van de aanslag. Want wat doe je als er gespot wordt met jouw geloof?
- Ga je demonstreren?
- Ga je cartoons verbranden?
- Ga je verbieden?
- Of toch maar een aanslag plegen namens je God.
Helaas is God nog steeds weerloos tegen spotten en moet de arme man (?) beschermd worden door goedwillende volgelingen. God kan zichzelf niet verdedigen, hetgeen vooral komt door het feit dat niemand zijn of haar God heeft horen protesteren. Misschien protesteert God niet en zit hij stiekem te huilen in zijn hemelkantoortje. Misschien zit God wel te huilen om al die aanslagen die namens hem gepleegd worden.
U raadt het al, ik geloof niet in een God. De natuur is wreed, de mens is wreed en God, mocht hij bestaan, is wreed. Een God, mocht hij bestaan, is net zo onverschillig als de natuur zelf. Van mij mag u geloven wat u wil, van mij mag u het met mij oneens zijn, van mij mag u met mijn ongeloof spotten.
Ik heb geen behoefte om met uw geloof te spotten. Mocht ik in uw ogen met uw geloof spotten, vraag uw God dan mij neer te sabelen met een blikseminslag, vraag uw God mij tot in de eeuwigheid in het vagevuur te laten vertoeven, maar zeg alsjeblieft niet dat ik niet met uw geloof mag spotten. Vertrouw op uw God en alles zal goedkomen.
Charlie Hebbeding
Geplaatst: 14 januari, 2015 in Blog, column, Dingen van de dagTags:Charlie, Hebdo
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat 90 procent van de personen die de laatste editie van de Charlie Hebdo hebben gekocht dit deden voor de heb. Even voelen of er ook bloed aan kleeft. Het doet me denken aan ramptoerisme. De Hebdo’s zijn inmiddels uitverkocht en worden nu verhandeld door onverlaten voor woekerprijzen. Als je geen Charlie Hebdo hebt ben je niet geëngageerd. Dus dan maar een dure kopen via marktplaats.
Het heeft wat gekost, maar nu hoor je er ook bij en kun je ook meedoen met de Hebdo Hype, praten met mede Hebdo-eigenaren over: ‘hoe erg het allemaal is, zeggen hoe belangrijk het vrije woord voor je is.’
Volgende week is de hype voorbij, ligt je dure Charlie Hebdo te verstoffen tussen de tijdschriften, tussen oud papier, een vod dat niets voor je betekent. Het vrije woord kan je rug op. Volgende week ligt je Charlie in het gescheiden afval, afdeling papier, samen met de Linda en de weekendeditie van de Telegraaf, zoals het een echte Charlie betaamt.
Boko Haram en meisjes van tien
Geplaatst: 13 januari, 2015 in Blog, column, MaatschappijTags:Boko, Haram, terrorisme
Twee meisjes die moederziel alleen, met een speciaal op maat gemaakte bomgordel om, doodsbang een drukke markt opgestuurd worden. Misschien zijn de meisjes gehersenspoeld en denken ze dat ze straks in de hemel zullen komen als maagd, waar ze verkracht zullen worden door mannelijke martelaren die zich opbliezen voor Boko Haram.
Een beetje bedremmeld staan de meisjes tussen de mensen op de markt? ‘Zullen we dan maar?’, vraagt het meisje aan haar medeslachtoffer. ‘Ik wil naar mamma,’ zegt het andere meisje, ‘ik durf niet.’ Het meisje dat wel durft troost het bange meisje. ‘Niet huilen, het is zo voorbij en we gaan meteen naar de hemel,’ stelt ze haar gerust, ‘en dan zijn we martelaar en mogen we misschien wel naast Allah zitten, is dat niet fijn?’
Het grote moment is daar. Het ander meisje durft nog steeds niet en huilt zachtjes haar bittere tranen. ‘Ik trek wel aan beide touwtjes,’ zegt de flinkste van het stel streng. Het bange meisje knikt en blijft stilletjes staan. Het bange meisje krijgt een laatste knuffel van haar gezellin. ‘Ik zie je zo weer terug in de hemel,’ fluistert ze zachtjes en trekt aan beide touwtjes. Een moment later een knal, met als resultaat een stel doden en nog meer gewonden en, niet te vergeten, een achteloos berichtje op een Nederlandse webpagina.
Eerder verschenen in Krapuul
Op een goede ochtend zat Joris, tijdens de les, te tekenen in zijn schrift. Hij tekende juf, vliegend op een bezem. Juf werd getekend met te grote tanden, een harige pukkel op haar neus, een puntmuts met sterren op haar hoofd waaronder piekerig haar uitstak en een zwarte kat op haar schouder.
Toen juf merkte dat Joris ‘niet helemaal bij de les was’ en in zichzelf zat te mompelen en te grinniken besloot ze eens te kijken wat de jonge man zoal aan het uitspoken was. Toen juf zag dat Joris een tekening van haar aan het maken was en zag dat de gelijkenis treffend was pakte ze de tekening van Joris af: ‘Nablijven!
Na de les kwam juf bij Joris. Ze gaf hem de tekening terug. Ook gaf juf Joris een luxe tekendoos met allerlei potloden van diverse kleuren en hardheid en een schetsboek. Voor straf moest Joris juf tekenen als een lieve fee met sterretjes, kleurtjes en engelenhaar.
Joris maakte een prachtige tekening van een lieve juf. ‘Mag ik hem houden?’, vroeg juf. Joris vond dat goed en mocht als dank de tekendoos en het schetsboek houden zodat hij meer mooie tekeningen kon maken. ‘Maar niet tijdens de les,’ zei juf streng,’ en die heksentekening gaat in de schoolkrant.’
Bij een aanslag op het redactiekantoor van het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo in Parijs zijn twaalf doden gevallen.
Daar werd ik vanmorgen mee wakker. Twee of drie gekken die ‘in naam van Allah’ cartoonisten overhoop schieten. De moed zinkt me in de schoenen. Het geteisem van de PVV en ander nazivolk roert zich en wil bloed zien. Ik ga sneeuw ruimen en daarna douchen. Op twitter zie ik dat mensen met mij treuren. Ik zie dat geteisem al dat schorem, alles wat naar islam riekt het land uit wil schoppen.
Het is een plaat waar een tik in zit. Iedere keer het zelfde gezeik. Iedere keer dezelfde kreten. Gekken versus gekken. Met het gezonde verstand als de grote verliezer.
Joris stond bij de grens van een regenbui. Een stap naar links en hij zou kleddernat worden. De regenwolk hing roerloos in de lucht. Joris stond aan de rechterkant van de regenbui, in de zon, kurkdroog en, je gelooft het niet, in de regenboog. Joris baadde in een prisma van kleuren vergezeld van het geklater van een regenbui die hem niet kon deren. Het was een ervaring waartegen je u mag zeggen, noem het maar een piekervaring.
Op een zeker moment werd Joris gestoord door een klein mens, zeg maar piepklein. Het was een persoontje zo groot als de hand van de schrijver dezes. Hij verzocht, eiste zelfs, dat Joris een stap opzij deed, uit de regenboog, weg van de kleurenpracht. Joris besloot, beleefd als hij was, uit te wijken, naar rechts wel te verstaan, anders zou hij alleen maar nat worden. Joris zag hoe de kleine man een pot met goud uit de grond haalde. De regenboog verdween, de kleine man verdween.
Joris voelde nattigheid; de regenbui had bezit genomen van de grens die er ooit was. Toen Joris thuiskwam vertelde hij zijn lieve vader wat hem overkomen was. ‘Quatsch!’, zei zijn lieve vader en stuurde Joris zonder eten naar bed. Die nacht haalde de vader van Joris, om redenen die hij niet wenste te onthullen, met een Bobcat een veld met bieten overhoop die de Suiker Unie op haar bestellijst had staan.
De vader van Joris moest naar de gevangenis en een boete betalen wegens diefstal en vernieling van andermans spulletjes. De rechter was clement en besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van een jaar. De boete is inmiddels betaald met de spaarcentjes van Joris en een lening die afbetaald wordt met een krantenwijk die de pa van Joris voor deze gelegenheid voor zijn zoon heeft geregeld.