dan verlang ik naar de dood eenzaam
van god verlaten koud
berooid zoekt mijn hand om een hap
een kruimel brood om leegte te vullen
is hier niet
en nooit geweest
mag ik sterven hier
en me nu laven
het verlossende niets
eindelijk mijn dorst gelest
treur niet herinner niet
vergeet wie ik was
was je handen in onschuld
aan jou lag het niet
aan mij heeft het nooit gelegen
dan verlang ik naar de liefde onaanraakbaar
verwrongen tot ziekelijk kwijlen
beelden pervers om leegte te verhullen
een natte vlek in mijn broek
een zucht zonder handen
laven aan de leegte
mijn dorst gelest
nu wil ik dood
het verlossende niets
vergeet wie ik was
was je handen in onschuld