Dro en Ka waren samen onderweg naar het hiernamaals. Dro mopperde nog na over het feit dat de aarde plat was en ook de confrontatie met het onwetenschappelijke hiernamaals was voor Dro bijzonder teleurstellend. Terwijl Ka op zijn knieën prevelde en bad voor een mooie boerderij met bijbehorende veestapel en vrouw, keek Dro getergd naar buiten. Dro keek op zijn kaartje waar ‘D’ op stond en keek naar de cijfers en letters die oplichtten. Het was lastig te schatten hoelang Dro moest wachten op ‘zijn’ letter omdat tijd en ruimte in het hiernamaals relatief waren en wetenschap volstrekt zinloos was geworden. Toen de ‘D’ voor Dro oplichtte ging de deur open. Dro zag een landweggetje met verderop een boerderij met veestapel en een vrouw die hem in alles gelijk zou geven en hem als een slavin zou volgen. Kortom, Dro was in de hel, ‘zijn’ hel, een plek waar nadenken zinloos was en een goed gesprek tot het einde der tijden onmogelijk.
Ka keek jaloers op toen hij zag wat voor fijn plekje Dro in het hiernamaals bemachtigd had. Ka prevelde en bad nog harder terwijl hij hoopvol wachtte tot zijn letter, de letter ‘K’ oplichtte. De deur ging open en al wat Ka zag, er was geen boerderij, geen lieve vrouw en geen veestapel. Ka was namelijk een god geworden en wandelde het godenrijk binnen. In het godenrijk werd niets gedaan. Goden hoefden niks te doen. Mensen dachten namelijk dat als een gebed uitkwam het aan de goden te danken was en als een gebed het beoogde doel niet haalde het aan de persoon zélf lag, ergo, goden deden niks behalve zich vervelen en wat op de mensen neerkijken. Ka baalde en wenste dat hij minder hard had gebeden, dat hij zich niet had doodgewerkt en net als Dro met een mooi boerderijtje, veestapel en bijbehorende vrouw was beloond.
0