Eindelijk bezat hij wat zijn buurman ooit had. Zijn land, zijn huis, alles. En nadat hij zijn buurman weggestuurd had, inspecteerde hij zijn nieuwe landerijen en bezittingen.
Op de grens van zijn nieuwste bezit zag hij zijn nieuwe buurman. Hij knoopte een gesprek met hem aan en vroeg hem waar hij woonde. De nieuwe buurman wees naar een kasteel op een heuvel: ‘Daar.’
De man voelde een steek in zijn hart. Want hij wilde hebben wat zijn nieuwe buurman had. En tot die tijd zou hij ongelukkiger zijn dan destijds, toen hij niet had wat zijn vorige buurman bezat.
Nu is de man oud en verbitterd, want hij heeft nog steeds een buurman die iets heeft wat hij wil hebben.