‘He hoe gaat het?’
Johan duikt iets dieper in zijn capuchon, als ware het een hoodie, om oogcontact en welk contact dan ook te vermijden.
‘Ken je me niet meer?’
Johan kijkt niet op of om, maar hoort mijn voetstappen achter zich en denkt: Die junk wil iets van me.
Dan voelt Johan mijn hand op zijn schouder.
‘Johan, ik ben het’
Voorzichtig kijkt Johan in de richting van de schim die hem aanspreekt.
Rotte tanden.
Zweren.
Stank.
En bijpassende kleding.
Johan probeert dapper door te lopen.
‘Johan!’
Dan ziet Johan wie hem aanspreekt.
Johan kent me van vroeger.
Ik heb Johan het roken nog geleerd.
Ik deed nooit mijn huiswerk en stak altijd de draak met Johan.
Altijd hoge cijfers.
Altijd de lachers op mijn hand.
Altijd een mooie meid aan mijn hand.
Altijd jaloers op me geweest.
Johan voelt een pervers prettig gevoel in zich opborrelen als hij vraagt hoe het met me gaat.
‘Niet zo goed Johan. En hoe is het met jou?’
Hij zwijgt over zijn successen en biedt me een kopje koffie aan.
‘Nee dank je, maar heb je misschien vijf Euro?’
Ik kijk Johan met begerige ogen aan.
Johan schudt zijn hoofd en loopt weg.
Johan is nog steeds de lul die hij altijd al was.